Verduurzamen om te voldoen aan wet- en regelgeving is kapitaalvernietiging
Verduurzaming zien we overal om ons heen: We horen nieuws in het journaal, lezen de ontwikkelingen in de media en zien de buurman zonnepanelen op zijn dak leggen. Het bewustzijn een betere wereld te creëren dringt tot alle lagen van de samenleving door. Maar hoe bereiken we wat we willen? Moeten we ‘gewoon’ beginnen met anders bouwen? Lees het verhelderende blog van Jan van Hout, CEO van Ovvia.
Van kerstboom optuigen naar integraal samenwerken
Samenwerken zie ik binnen verduurzamingsopgaven als primaire voorwaarde. Want op een traditionele manier ga je die opgaven niet voor elkaar krijgen. Integraliteit en procesoptimalisatie kunnen voor een kostenreductie van 30 procent zorgen.
Er moet intensiever samengewerkt worden om deze voordelen te behalen. We zien op dit moment dat de bouw en de vraag te versnipperd zijn, waardoor synergievoordelen niet terugkomen voor de klant. Aan opdrachtgeverszijde en vooral vanuit decentrale overheden wordt vaak een hele kerstboom opgetuigd met een architect, adviseur, ingenieurs etc. Maar door deze verzuiling met verschillende achtergronden, specialisaties en adressen krijg je niet de meerwaarde van integraal samenwerken.
De vraag is: hoe kom je in 2050 op nul CO2-emissie? Daar moet je vandaag al mee bezig zijn. En het maakt dan niet uit of je in één of vijf stappen op nul uitkomt, als het maar geen vijf losse stappen zijn.
Kijk om het budget heen
Het is niet waar dat als je geleidelijk verduurzaamt, de kosten meevallen; hier is wetenschappelijke onderbouwing voor. Traditioneel gezien zit iedereen op zijn eigen kleine maatregelen. Maar soms kom je economisch veel beter uit door net wat meer geld te investeren en een grotere stap naar verduurzaming te maken.
De uitdaging is dus het omvormen van de traditionele gedachte in de markt; iedereen zit in z’n eigen Excel-sheet en maakt keuzes op grond van wat gisteren gebeurd is. Dit komt omdat het gebouw en het proces niet optimaal georganiseerd zijn. Het is van belang een integrale afweging te maken: wij modelleren het gebouw en ons algoritme rekent uit hoe je op het A-label uitkomt en welk meerjarig onderhoudsplan daarbij hoort.
Je gaat niet meer (primair) op een budget van een klant zitten. Je kijkt om het budget heen: waar liggen de kansen? En wat kost zo’n kans zodat je die optimaal kunt benutten? Welke doelen bereik ik met die kans? En hoe verhoudt de kans zich tot de visie van een klant? Zodoende bouw je aan een uniforme en consequente aanpak. Een strategie die opnieuw bruikbaar is voor andere projecten.
Als je nu van een G-label naar een C-label wilt, ben je over een paar jaar weer de ‘Sjaak’ omdat je dan een A-label moet hebben.
Traditionele aanpak betekent kapitaalvernietiging
Er is opleiding nodig om het kennisniveau aan te passen aan de huidige tijd. Ga van beslissen op investeringskosten naar beslissen op levensduurkosten, dan gaat er een wereld aan mogelijkheden voor je open. In 1999 was er Nederlandse documentaire over de mobiele telefoon die twee jaar daarvoor al op de markt geïntroduceerd was. Daarin werd gezegd: “Een mobiele telefoon? Niet nodig. Als iemand me wil bereiken, schrijft ‘ie me toch gewoon een brief?”
Een klassiek voorbeeld van het niet aandurven mee te gaan met de tijd. Zo is het ook met verduurzaming. Een traditionele aanpak van de transitie leidt tot kapitaalvernietiging.
Een mobiele telefoon? Niet nodig. Als iemand me wil bereiken, schrijft ‘ie me toch gewoon een brief?
Wat hebben we nodig?
Het pad is in ieder geval duidelijk dankzij het klimaatakkoord en onze ambities. De kansen liggen in de juiste vertaling van visie en beleid naar organisatieniveau. Dit levert meer geld op, meer comfort en meer duurzaamheid. We hebben medestanders nodig en zien al beweging vanuit de banken en commercieel vastgoed. Want de transitie wordt niet door individuen gedaan maar door de maatschappij.
Techniek is ondergeschikt
Ik denk dat technische aspecten ondergeschikt zijn aan de andere genoemde aspecten. We hebben te maken met de ‘best available techniques’. Er is altijd een technische oplossing voor een vraag, ten slotte hebben we niet met rakettechnologie te maken. Het gaat over isoleren, ledverlichting, warmtepompen etc.
De crux zit ‘m in het stellen van de goede vraag: wat willen we bereiken, wat willen we met het gebouw? Dit is een organisatievraagstuk en daarmee ligt een paradigmaverandering in het verschiet.
Dan gaat het er ook om welke marktpartijen de uitvraag aankunnen. Veel bouwbedrijven worden initieel als kandidaat beschouwd, maar hebben het druk en grijpen naar oude systemen: die willen gewoon een opdracht. Voor verduurzamingsopgaven is het belangrijk te kijken welke (andere) partijen er zijn die specifieke kennis en meer ruimte hebben. We zien dagelijks de voorbeelden voorbijkomen van hoe het ook kan.
Van 100 zonnepanelen terug naar 50
Voor de techneuten in de bouw is techniek prioriteit nummer 1. En, als je pech hebt, is geld prioriteit nummer (bijna) laatst. Wat je hiermee vaak krijgt, is dat we iets doen, omdat de techneut het zegt. Maar aan welke randvoorwaarden moet de installatie voldoen, wat was de onderbouwde reden van deze keuze? Mijns inziens komt de techniek altijd na het proces.
Mensen zeggen ‘Ik heb 100 zonnepanelen nodig’. Maar door eerst alle lampen te vervangen, bespaar je wellicht zoveel energie dat je nog maar 50 zonnepalen nodig hebt!
Dus: Eerst kijk je naar wat verantwoord is, dan naar hoe je dit kunt doen en dan naar wat de criteria zijn. Hiervoor is een verduurzamingsstrategie nodig, een investering in de levensduurkosten. Mensen zullen merken dat de baten aan alle kanten groter zijn: CO2-reductie, minder budget nodig om de doelstellingen sneller te behalen. We zitten immers in een transitie van de brief naar de mobiele telefoon.
Denk in nettowaarde, niet in kosten
Met kostendenken ben je duurder uit. Denk in nettowaarde en niet in kosten. Verder moet je de goede vraag formuleren in plaats van het (onbedoeld) dicteren van de oplossing. En als laatste: stel een goed (integraal) team samen dat dit integrale vraagstuk uit kan voeren.